De bovenste ledematen omvatten de armen en handen van het menselijk lichaam.

Hieronder een anatomische uiteenzetting:

De bovenste ledematen beginnen bij de schoudergordel, bestaande uit het schouderblad (scapula), sleutelbeen (clavicula) en het schoudergewricht (glenohumerale gewricht).

De bovenarm (brachium) loopt van het schoudergewricht tot aan de elleboog. De belangrijkste bot is de humerus, waarbij spieren zoals de biceps brachii en triceps brachii de beweging van de arm mogelijk maken.

Het ellebooggewricht is een complex gewricht waar drie botten samenkomen: de humerus van de bovenarm, en de radius en ulna van de onderarm.

De onderarm (antebrachium) bevat twee botten, de radius en de ulna, die beweging en stabiliteit bieden aan de hand en de pols.

De pols (carpus) bestaat uit acht kleine botten die samenwerken om flexibiliteit te bieden aan de hand.

De bloedtoevoer naar de bovenste ledematen wordt verzorgd door de subclavia slagader, terwijl de zenuwvoorziening voornamelijk afkomstig is van de nervus radialis, nervus medianus en nervus ulnaris, die verschillende delen van de arm en hand innerven.